Met het schrijven van dit stuk hoop ik inzicht te bieden in de vele aspecten van het pelgrimeren, in het onderhavige geval, naar Santiago de Compostela, waar naar verluid het gebeente van Jacobus de Meerdere wordt vereerd. Al rond het jaar 814 leggen pelgrims de weg naar zijn tombe af om boetedoening te doen (en een volle aflaat te bekomen), of om genezing te vragen. Vandaag de dag is er een veelheid aan motivaties die de moderne pelgrim drijft. Dit kon je overigens ook voor iemand anders doen en soms werd men bij wijze van straf op bedevaart gestuurd.

Het is mij een voordeel dit met u te delen en bovendien, ik leg hiermee mijn ervaringen vast en daarmee wordt ook voor mij de chronologie weer duidelijk. Een reis door de tijd ook, die de periode van 2008 tot 2017 (10 jaar dus…!) beschrijft.

Ik besloot de tocht te lopen vanaf de voordeur in Alphen aan den Rijn, een afstand van ruim 2400 km, afhankelijk van de gekozen route.

Het werden (tot aan Santiago) 2739.8 km, afgelegd in 7 periodes, in totaal 111 dagen.

2008 Alphen aan den Rijn - Vessem 158,7 km 15-08 t/m 22-08
2011 Vessem - Diest 86,4 km 15-08 t/m 18-08
2015 Diest - Bessy sur Cure 619,3 km 29-07 t/m 07-09
2016 Bessy sur Cure - Limoges 470,4 km 01-05 t/m 23-05
2017 Limoges - Logroño 735,0 km 22-04 t/m 22-05
2017 Logroño - Santiago 670,0 km 29-07 t/m 26-08
2017 Santiago - Cabo Fisterra - Muxia 98,6 km 28-08 t/m 01-09

 

Na de tocht van 2008 (Alphen aan den Rijn – Vessem) had ik een lange tijd van blessureleed en revalidatie…

In 2011 (Vessem – Diest) heb ik de tocht, door omstandigheden die ook Pukkelpop 2011 zwaar hebben getroffen, voor gezien moeten houden.

Pas in 2015 (Diest – Bessy sur Cure) weer de draad op kunnen pakken, eerst met Martine en Lotte in Troyes vastgelopen, teruggekeerd, om na enkele weken weer door te gaan… Noodgedwongen moeten stoppen vanwege een ‘shin splint’ links… Door de burgemeester van Bessy sur Cure (Jacques Coudy) in Vezelay afgeleverd en door de nonnekes opgevangen voor drie dagen…

In 2016 (Bessy sur Cure – Limoges) waren tijdens mijn tocht zowel mijn ex-schoonmoeder als een geliefd lid van mijn loge terminaal ziek. Ik heb ze gelukkig beiden kunnen uitzwaaien…

2017 valt in twee delen, t.w., Limoges – Logroño, hier ben ik wederom met een ‘shin splint’, dit keer aan het rechterbeen uitgevallen… Enkele weken later ben ik weer op pad gegaan, Dit keer vanuit Logroño om vervolgens de tocht naar Santiago de Compostela en Cabo Fisterra / Muxia te voltooien.

Na Santiago ben ik nog doorgelopen naar Cabo Fisterra aan de Atlantische kust en hield het voor gezien. Het was voor mij volbracht in elke zin. De beoogde laatste wandeldag werd een busreis naar Muxia.

Naast de vele herinneringen heb ik ook geput uit dagboekfragmenten, WhatsApp berichten, Jacobalia en gps data.

Voordat ik overga op het eigenlijke verslag wil ik u eerst wat inzicht bieden in:

  • De Legende van Jacobus de Meerdere
  • De bedevaart naar SdC

Daarna kom ik toe aan de pelgrimstocht zoals ik hem heb beleefd. met daarin:

  • Mijn motivatie
  • Mijn pelgrimstocht
  • Statistiek

Jacobus de Meerdere, Bijbel en Legende

Jacobus Apostel Maior (ook de Meerdere of de Oudere), Santiago, Spanje; martelaar met zijn bekeerling, de Schriftgeleerde Josias; † ca 44.

Hij was één van 'de twaalf'; de kring van Jezus' meest intieme leerlingen. Om hem te onderscheiden van de andere Jacobus (de broeder van Jezus, de Rechtvaardige) wordt hij 'Maior', 'de Meerdere' (= de oudere) genoemd. Ook zijn jongere broer Johannes, de evangelist, hoorde daartoe. Zij waren zonen van Zebedeus, (in de evangeliën worden ze ‘Zonen van de Donder’, genoemd. Dit is mogelijk een verwijzing naar hun Zelotische achtergrond. Hun moeder heette Maria Salome.

Volgens de Handelingen van de Apostelen werd Jacobus op last van koning Herodes met het zwaard gedood. Dat moet omstreeks het jaar 44 gebeurd zijn. Over de oorzaak van deze terechtstelling zeggen de Handelingen niets, maar de legende weet te vertellen dat hij weigerde met koning Herodes in debat te gaan. Hij is de eerste martelaar in de kring van de twaalf discipelen.

Volgens de legende zou de apostel Jacobus na Pinksteren (uitstorting Heilige Geest) naar Spanje getrokken zijn om daar het evangelie te verkondigen. Hij landde in Andalucía en trok al predikend naar Galicië. Zijn moeder Salome vergezelde hem.

In Oviedo en Zaragoza wist hij maar acht personen (sommigen zeggen: negen) tot bekering te brengen. De twee trouwste vrienden onder hen heetten Athanasius en Theodorus. Met hen zou hij zijn teruggekeerd naar Palestina om daar zijn werk voort te zetten.

Het succes van Jacobus' prediking aldaar wekte de afgunst op van de joden. Zij kochten twee mannen te Jeruzalem om met de bedoeling Jacobus gevangen te nemen. In de boeien geslagen en ten aanhoren van het hele volk voerde Jacobus nu twistgesprekken over de Heilige Schrift met zijn Joodse tegenstanders. Hij was zo overtuigend dat het volk zijn kant koos en hem uit de boeien bevrijdde. De hogepriester van dat moment, Abjathar, was daar zo woedend over dat hij een opstand uitlokte waarvan hij Jacobus de schuld kon geven. Daarom werd de apostel andermaal gevangen genomen en nu - op last van Abjathar - met een strop om de nek in gezelschap van de Schriftgeleerde Josias naar koning Herodes gezonden. Daar sprak Abjathar alle valse beschuldigingen tegen Jacobus uit die hij maar bedenken kon en waarvan hij wist dat ze enigszins geloofwaardig zouden klinken. Herodes geloofde ze dan ook en veroordeelde de apostel tot de dood door het zwaard. Ook de Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus ondersteund gedeeltelijk dit feit.

De gelijkenis met Jezus is hier wel heel opvallend. De twistgesprekken tussen Jacobus enerzijds en de Hogepriester met de Schriftgeleerden anderzijds; het feit dat zijn tegenstanders in wijsheid niet tegen hem op kunnen; het volk, dat hem eerst toejuicht en vervolgens op aanstichten van de hogepriester kwijt wil; de valse beschuldigingen; de naam van koning Herodes; de ter-dood-veroordeling... alles is een herhaling van Jezus' lijdensverhaal. De legende maakt zo duidelijk, dat Jezus' Geest in Jacobus woont, dat hij in de ware zin van het woord een echte volgeling van Jezus is geworden, ja, dat hij een andere Christus is geworden.

Tijdens de tocht naar de plaats van de terechtstelling stootte de stoet bij één van de stadspoorten op een lamme. Deze werd in het voorbijgaan door de apostel genezen. Josias, de Schriftgeleerde, was daar zo van onder de indruk dat hij zich bekeerde. Waarop hij prompt samen met de apostel werd onthoofd.

De legende ten spijt is Jacobus na zijn onthoofding waarschijnlijk op de olijfberg begraven.

Hoe Jacobus' relieken in Spanje terecht kwamen

Na Jacobus' dood brak er een christenvervolging uit in Palestina. Bij die gelegenheid joegen kwaadwillige inwoners van Jeruzalem een groepje volgelingen van Jezus in gammele bootjes de zee op.

Tot het gezelschap zouden behoord hebben: Lazarus, die door Jezus uit de dood was teruggeroepen; Jozef van Arimathea (Welke zou doorreizen naar Brittannië en aan de wieg stond van het christendom daar. Volgens een 14e-eeuwse legende ving Jozef het bloed van Jezus op in een beker en vluchtte hij hiermee naar Glastonbury.) Later duikt de naam van Jozef van Arimathea op in de legenden over Koning Arthur en de Heilige Graal.

Zijn beide zusters van Lazarus; Martha en Maria, welke laatste in de traditie vanouds wordt vereenzelvigd met Maria Magdalena; bovendien de Maria's, die onder het kruis hadden gestaan en Jezus' graf leeg hadden gevonden: dat moeten Maria van Klopas en Maria Salome geweest zijn; zij werden op hun beurt vergezeld door hun zwarte dienstertje, Sarah geheten. Volgens sommige verhalen zaten deze laatste drie vrouwen in een apart bootje. Ze landden bij het plaatsje dat sindsdien naar hen is genoemd: Saintes-Maries-de-la-Mer (= de heilige Maria's aan Zee). Nabij Marseille.

Mogelijk is hieruit Zwarte Madonna cultus ontstaan. Ook het verhaal over de Koninklijke bloedlijn van Jezus en Maria Magdalena (lees: Het Heilige Bloed en de Heilige Graal) welke zou doorlopen in verschillende adellijke geslachten, vindt hier zijn oorsprong.

Athanasius en Theodorus vluchtten 's nachts met het onthoofde lichaam van Jacobus naar de kust, waar ze scheep gingen op een schip zonder zeilen of riemen. In zeven dagen werden ze door een engel om Spanje heen gevoerd naar de Noordwestkust van Spanje, Galicië genaamd (in de Romeinse tijd Iria Flavia). In Padrón, ten ZW van Santiago gingen ze van boord. Ze brachten nu het lichaam en het hoofd van Jacobus aan wal en strekten het uit op een grote steen. Deze sloot zich meteen om het lichaam heen, zodat Jacobus aldus in een passende sarcofaag lag.

Nu heerste er in het Galicië van die dagen een beeldschone koningin, Lupa (= 'wolvin') geheten. Aan haar gingen de leerlingen een stukje grond vragen om hun heilige te begraven:

"Onze Heer zendt u het lichaam van zijn dienaar, zodat u hem - zij het niet levend - tenminste nog dood in uw bezit kunt hebben."

Vervolgens vertelden zij haar langs welke wonderbare wegen ze tot hier gekomen waren. Maar Lupa verwees hen door naar degene die blijkbaar de werkelijke machthebber was van dat gebied: een koning. Deze vorst raakte volkomen van zijn stuk door het verhaal dat hij te horen kreeg. Hij liet het gezelschap opsluiten. Ook al, omdat hij het helemaal niet had op die Blijde Boodschap, die zij verkondigden.

Doch op wonderbare wijze werden Jacobus' leerlingen bevrijd. Ze ontkwamen met hun kostbare last. De koning was woedend. Hij liet hen door een legertje achterna zitten. Maar Jacobus' leerlingen ontkwamen, omdat er een bruggetje instortte onder het gewicht van de achtervolgers.

Toespeling op het verhaal van de Doortocht door de Rode Zee. Ook daar kwamen de ware gelovigen veilig aan de overkant, terwijl het leger van de machthebber jammerlijk faalde in zijn dodelijke opzet.

Ze keerden nu terug bij de koningin en vertelden haar het hele verhaal. Meteen maakten ze van de gelegenheid gebruik de koningin erop te attenderen dat háár bijgeloof lang niet zo sterk was als hún ware geloof. Dat beviel de koningin niet:

"Akkoord, u kunt het lichaam van uw heilige begraven op die berg daar; tussen het vee dat daar zo vreedzaam loopt te grazen."

In feite liepen daar alleen maar wilde stieren rond. Maar op de nadering van Athanasius en Theodorus werden ze volkomen rustig en lieten zich als makke ossen naar het paleis geleiden, terwijl ze de dode Jacobus meevoeren. Bij het zien hiervan bekeerde zich koningin Lupa.

De stieren trokken de wagen met de sarcofaag van Jacobus de berg over, die Pico Sacro genoemd wordt. Na een paar kilometer bleven ze staan op een plek waar twee riviertjes samen stroomden. Daar legden Athanasius en Theodorus de sarcofaag in een graf, bouwden er een kapelletje boven en wijdden hun verdere leven aan de bekering van Galicië.

Het graf gevonden

Achthonderd jaren rustte Jacobus daar vergeten in zijn eenzaam graf. De christelijke godsdienst verbreidde zich intussen over heel de toenmaals bekende wereld tot in de verste uithoeken van Spanje toe, dus ook tot waar Jacobus begraven lag. Maar in de 8e eeuw werd - vooral in Spanje - het christendom volkomen onder de voet gelopen door de Moslims, Mohammedanen, Saracenen of Moren genoemd. Ze veroverden voor hun God Allah het ene gebied na het andere. Zo werd het noorden van Spanje toneel van bloedige gevechten en oorlogen tussen de aanhangers van Mohammed en die van Jezus.

Op een nacht zag Keizer Karel de Grote (748 - 814 Aken) in een droom een weg van sterren in de hemel, die begon bij de Friese Zee en die, omgeven door Duitsland, Italië, Gallië en Aquitanië, rechtstreeks via Gascogne, Baskenland, Navarra en Spanje naar Galicië liep.

Daar lag dus het graf van Jacobus, maar dat wist niemand meer op dat moment.

Keizer Karel († 814; feest 28 januari) zag dus de latere pelgrimsroute (El Camino), waar zo vele bedevaartgangers langs zouden trekken. Waarschijnlijk heeft de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela aan deze legende zijn bijnaam 'Melkweg' te danken: Karel zag de weg immers aan de sterrenhemel.

Dit nachtelijk visioen herhaalde zich enkele malen, en Karel vroeg zich af wat dit alles te betekenen zou hebben. Toen verscheen hem tot driemaal toe een held die Jacobus bleek te zijn. Deze gebood hem naar Spanje te gaan om de ongelovigen te bestrijden. Vervolgens moest hij zich naar Galicië begeven om het graf van Jacobus te ontzetten en het met een bezoek te vereren. Karel gaf gevolg aan de droom. Tijdens één van zijn veldtochten gelukte het hem niet de Noord-Spaanse stad Pamplona in te nemen, totdat Jacobus hem te hulp kwam en de muren liet instorten.

Weer een herinnering aan Bijbelse tijden: waren de muren van Jericho destijds ook niet ingestort door goddelijke tussenkomst?

Beroemd is het Roelandslied, waarin bezongen wordt hoe de achterhoede van één van Karel's legers onverhoeds in de pan wordt gehakt door een groepje Moslimguerrillastrijders (zie Roeland).

Het moet tijdens één van die oorlogsperiodes geweest zijn, rond 814, dat een vrome monnik Payo (of Pelayo = Pelagius) in Galicië, op een plek waar twee riviertjes samenstromen nabij de berg Pico Sacro het graf van de apostel Jacobus ontdekte. Hij zag namelijk op een nacht boven een oude eik een stralende ster stilstaan. Ook de andere kluizenaars en de herders in de buurt zagen hetzelfde verschijnsel. ze liepen ernaartoe, en hoorden almaar hemelse muziek aanzwellen.

De volgende morgen gingen ze naar bisschop Theodemir en vertelden hem wat ze meegemaakt hadden. Met z'n allen vastten ze drie dagen. Toen trok een hele processie gelovigen naar de bedoelde plek in het bos. Ze kapten het dichte struikgewas weg en stuitten op een kapelletje. Op een stukje papyrus stond geschreven dat hier de apostel Jacobus begraven lag naast zijn leerlingen Athanasius en Theodorus. De bisschop deelde dit verbazingwekkende nieuws mee aan de koning van Asturië, Alfonso II. Deze riep Sint Jacobus (= Sant'Iago = Santiago) uit tot patroon en beschermheilige van heel Spanje. Hij liet een grote kerk bouwen op de plaats van het kapelletje en initieerde hiermee de bedevaart naar het graf van de Heilige Apostel.

Door de toeloop van de pelgrims groeide er een stadje rond de kerk, dat de naam kreeg van Compostela (= Campus Stellae = Veld van de Ster).

De ontdekking van het apostelgraf betekende een geweldige morele steun voor de christenen in de strijd tegen de Moren. Jacobus kreeg dan ook de als eretitel bedoelde bijnaam 'Mata-moros' (= 'Morendoder'). Op sommige afbeeldingen wordt hij zelfs voorgesteld als ridder te paard die de Moren om zich heen met zijn zwaard neervelt...!

De gelovigen meenden zelfs Jacobus met hen te zien meevechten in de (mythische) slag bij Clavijo (844), gezeten op een wit paard, met een kruis in de ene en een zwaard in de andere hand.

Toch verloren de christenen de strijd tegen de Moren in eerste instantie. De moslim-kalief Al-Mansoer maakte in 997 Santiago met de grond gelijk; ook de in 899 ingewijde basiliek werd verwoest. De tombe van Jacobus werd echter gespaard.

Ondanks de verwoestingen bleven de pelgrims naar Santiago de Compostela toestromen; vanaf 1075 verrees er de huidige kathedraal. Tenslotte werden de moslims verslagen bij Granada...: pas in 1492.  Jacobus kreeg tenslotte de eretitel van 'Apostel van Spanje'.

De bedevaart naar Santiago de Compostela

De bedevaarten zijn geheel gebaseerd op de legende die het resultaat is van een langdurig proces, waarin spaarzame gegevens uit canonieke en apocriefe Bijbelboeken, apostel geschiedenissen en andere oude christelijke overleveringen bijeen werden gevoegd tot een passend geheel, dat als onomstotelijk bewijs moest dienen van de werkelijke aanwezigheid van het lichaam van de apostel Jacobus de Meerdere in Santiago de Compostela. De voortdurende detaillering werd geïnspireerd door de gedachte dat, naarmate een verhaal meer was uitgewerkt, het waarheidsgehalte ervan hoger en dientengevolge de overtuigingskracht groter werd. Onderscheid tussen waar en onwaar werd niet ontleend aan kritisch onderzoek van bronnenmateriaal, maar aan de mate waarin een bewering werd gestaafd door algemeen aanvaarde autoriteiten. Vroom bedrog was dan ook geen misdaad maar diende hogere belangen.

De Jacobus Legende diende dan ook menig heilzaam geacht doel: Zijn prediking in Spanje gaf de Spaanse kerk apostolische waardigheid en zijn graf in Compostela schraagde de pretenties van de bisschop aldaar en zijn heilige naam betekende een garantie voor de orthodoxie van de Spaanse kerk en was een wapen tegen ketterij.

Ook niet onbelangrijk: Rome had Paulus, Frankrijk had de keizer. Nu zou ook het vrome Spanje zijn deel van de heilige koek krijgen.

De Jacobus Legende heeft haar vorm gekregen in enkele perioden van cruciaal belang voor de kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van het Latijnse christendom in het algemeen en van Spanje in het bijzonder. Eigenlijk is de nimmer onomstreden overtuiging dat de stoffelijke resten van de apostel in Spanje begraven liggen het curieuze resultaat van door kerkelijke en wereldlijke pretenties geprikkelde fantasie die op spaarzame gegevens uit het verleden werden losgelaten.

Stap voor stap is echter een overlevering tot stand gekomen waaruit blijkt dat Jacobus na de eerste Pinksteren het christendom heeft gepredikt in Spanje, daarvandaan terugkeerde naar Jeruzalem waar hij werd onthoofd, waarna zijn leerlingen het lichaam overbrachten naar Galicië en het daar begroeven.

De legende over het terugvinden van het graf tart het redelijk verstand, maar illustreert de overtuigingskracht van de fantasie in dienst van het geloof.

Codex Calixtinus

De Codex Calixtinus (Ook: Liber Sancti Jacobi of Livre de Saint Jacques) is een 12e-eeuwse codex die bewaard wordt in de Kathedraal van Santiago de Compostella. Het is een geïllustreerd manuscript dat achtergrondinformatie aan pelgrims geeft die naar het bedevaartsoord Santiago de Compostella reizen. De Codex Calixtinus is feitelijk een van de eerste toeristische gidsen.

Het handschrift is genoemd naar paus Calixtus II. De vermoedelijke auteur is Aymeric Picaud, Frans geleerde, monnik en pelgrim.

De verzamelde teksten in dit manuscript zijn liturgisch, historisch en hagiografisch van aard, en bevat ook teksten die eenstemmig gezongen werden. Ook bevat het boek een pelgrimsgids voor de vele bedevaartgangers. De teksten beslaan een periode van twee à drie eeuwen. Men dateert dit manuscript rond 1140 naar de datum van het laatste beschreven mirakel.

Het handschrift werd geschreven ter meerdere eer en glorie van Jakobus de Meerdere en om te dienen als promotie voor Santiago de Compostela. De codex telt 225 folia.

Op zondag 3 juli 2011 werd de Codex Calixtinus gestolen. Bijna een jaar later, op 4 juli 2012, werd bekend dat er een aantal verdachten zijn aangehouden. De codex is inmiddels teruggevonden.

Jacobswegen

De bedevaart naar Santiago de Compostela kent verschillende routes, in Spanje ‘Camino’ genaamd. Daarbuiten ‘Jacobswegen’. Ik zal er een paar benoemen:

De oudste route is de Camino Primitivo, welke begint in Oviedo. Tegenwoordig takt hij af van de Camino del Norte bij Sebrayo. De route is 320 km lang.

Alfonso II, koning van Asturias zou in het jaar 814 als eerste deze route gekozen hebben voor zijn tocht naar Santiago de Compostela. Daar aangekomen bouwde hij een kerk over het graf van de Apostel Jacobus en gaf daarmee de aanzet voor het pelgrimeren naar Santiago.

De Camino del Norte strekt zich uit langs de Noord Spaanse kust en begint in Irun, dicht bij de Pyreneeën. De tocht is 825 km lang. De Camino del Norte werd in het verleden vaak gebruikt door Nederlandse en Vlaamse pelgrims die per schip in de Noord Spaanse havens aanlegden. Ze trokken dan westwaarts langs de oceaan tot ze ter hoogte van Oviedo via de Camino Primitivo het Cantabrisch gebergte overstaken naar Santiago de Compostela. Ingeklemd tussen de besneeuwde bergtoppen van de Picos de Europa en de hoge kliffen van de Atlantische kust is dit een route van uitzonderlijke natuurlijke schoonheid.

De belangrijkste route (hoofdroute) door Spanje is tegenwoordig de Camino Francés, die de voortzetting was van meerdere Jacobswegen, komend uit Frankrijk.

Beginnend in St. Jean pied de Port aan de voet van de Franse Pyreneeën, is dit traject, afgerond, zo’n 800 km lang. Deze route loopt langs de steden Pamplona, Estella, Logroño, Burgos, León, Astorga en Ponferrada.

Vanaf alle andere Europese landen lopen eveneens Jacobswegen naar Frankrijk en Spanje. In mijn geval liep ik naar de Oostkanaalweg om daar het Pelgrimspad deel I op te pakken. Dat volgde ik tot aan Den Bosch, van daar het Pelgrimspad II, dat ik verliet te Vessem NB. Vanaf Vessem liep ik de Via Monastica via Namen door België, tot aan Rocroi net over de grens in Frankrijk. Hiervandaan nam ik tot aan Reims de GR 654. Vanaf Reims de RP 51 tot aan Vezelay. Vanaf Vézelay de via Lemovicensis tot aan St. Jean pied de Port. Daarvandaan de Camino Frances tot aan Santiago. Na Santiago nog de Camino Fisterra naar Cabo Fisterra en Muxia. De Jacobswegen vormen dus een netwerk van wandelroutes, met Santiago de Compostela als excentrische spin.

De pelgrims handleiding in het vijfde boek van de Codex Calixtinus noemt vier Jacobswegen in Frankrijk, welke uiteindelijk samenkomen in de Pyreneeën:

Via Turonensis

De noordelijkste pelgrimsroute ontleent zijn naam aan de heilige Martinus van Tours. De Codex Calixtinus noemt weliswaar Orléans als beginplaats, maar tegenwoordig wordt uitgegaan van Parijs. Na de historische Poitou en de romaanse kerken van de Saintonge, kunnen de pelgrims krachten opdoen bij de monumenten van Bordeaux, Blaye en Belin. Daarna volgt een lange tocht door de uitgestrekte droge dennenbossen van Les Landes en daarna in de Pyreneeën de pasovergang van Roncesvalles. Ter hoogte van Pamplona wordt dan aangesloten op de Camino Francés.

Via Lemovicensis

Is genoemd naar Limoges. De basiliek van Vézelay is een van de grootste cultuurschatten van de Bourgondië en het beginpunt van deze route. De basiliek was vroeger het verzamelpunt voor pelgrims uit België, de Ardennen, Lotharingen en de Champagne. Het begin van de route kent twee verschillende varianten – noordelijk via La Charité-sur-Loire en Bourges, en zuidelijk via Nevers en Neuvy-Saint-Sépulchre – welke elkaar in de Limousin ontmoeten. Na Limoges volgen Périgueux, de oversteek van de Dordogne en de Garonne en het relatief korte traject door de bossen van Les Landes.

Via Podiensis

Is afgeleid van het Latijnse podium ('platform' of 'heuveltop', van Le Puy). Bisschop Godescalc van Le Puy was in 951 een van de eerste niet-Spaanse pelgrims naar Santiago de Compostella. Uitgangspunt van deze route is de kathedraal Notre-Dame van Le Puy-en-Velay in Auvergne. De weg voert via het Centraal Massief naar de abdij van Aubrac, de abdijkerk van Sainte Foy en de abdij van Figeac. Daarna volgt de weg de Lot naar Cahors, in Gascogne door Condom en Aire-sur-l ‘Adour

Via Tolosana

Ontleent zijn naam aan Toulouse maar begint in Arles. De route staat ook bekend onder de namen Via Arletanensis en Via Aegidia. In Arles verzamelden zich de pelgrims uit de Provence en Italië. In omgekeerde richting diende de weg de Spaanse en Franse pelgrims naar Rome, die in Italië de Via Francigena vervolgden.

Langs de routes in Spanje, Frankrijk en ver daarbuiten ontstonden in de loop der eeuwen talloze kathedralen, basilieken, kerken, kloosters, kapellen en gasthuizen. En daaromheen weer dorpjes en steden. In met name Spanje danken veel dorpjes hun bestaan aan de bedevaart, de vrijwel constante stroom van pelgrims houden de lokale economie draaiend, en de vrome dorpelingen betuigen hun respect voor de pelgrim met vriendelijkheid en hulp waar nodig.

Van de historische monumenten langs de verschillende routes, staan er momenteel 69 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Motivatie

In het verleden werd de bedevaart voornamelijk gemaakt om boete te doen, voor zichzelf, maar ook wel, in opdracht, voor een ander. Vergeving van zonden, (lees: het bekomen van een volle aflaat) en het vereren van het Apostelgraf was de gangbare motivatie.

Tegenwoordig is er een veelheid aan motivaties ontstaan, deze wordt hier en daar in kaart gebracht door de pelgrim een vragenlijst voor te leggen. Ik benoem de meest voorkomende vanuit mijn persoonlijke motivatie:

Boetedoening

Persoonlijk heb ik niets met de kerkelijke opvatting dat we ‘zondaars zijn, van de wieg tot het graf’. Het berooft naar mijn mening de mens van zijn potentieel, dat wil zeggen: de mens te worden, die men ten diepste is. De zienswijze dat ‘goed en slecht’ slechts de uitersten van het spectrum zijn, daar kan ik meer mee. Onwetendheid ipv zonde lijkt me een beter begrip, het biedt de mens de mogelijkheid voortdurend te streven naar ‘wetendheid’ en zodoende een beter mens te worden.

Nou heb ik me sinds mijn jeugd ontworsteld aan de kerkelijke zienswijze over zonde en boetedoening. Ik hou het op ‘Verootmoediging’. Verootmoediging betekent: de juiste positie innemen tegenover de almachtige God, je eigen vermeende grootheid afleggen en klein worden voor God. Bij zonden belijden gaat het om concrete daden, maar bij verootmoediging gaat het om het aannemen van de juiste innerlijke houding. Als niet belijdend Gnostisch Christen ben ik van mening dat ik dat in directe persoonlijke relatie met mijn God kan doen, anders gezegd: daar heb ik geen kerk voor nodig. Boetedoening is voor mij dus verootmoediging geworden.

Religieus / Spiritueel

Ik kom uit een Nederlands Hervormd gezin en, zoals het op Scheveningen gebruikelijk was werd ik gedoopt in mijn eerste levensjaar. Tot mijn 13e jaar ging ik trouw naar de kerk en zondagsschool. Rond mijn 20e liet ik me uitschrijven als lidmaat. Ik kon me niet langer vinden in leerstellingen en bekrompenheid van een kerk en gemeente, die vond dat zij en zij alleen, de weg naar het heil boden. De rest was dwaling… Maar daar was wel de kiem gelegd van mijn verdere geestelijk leven. Het gaf de aanzet tot verder zoeken naar waarheid in het christendom, die tot op vandaag voortduurt.

Ik begon kennis te nemen van de totstandkoming van de Bijbel, de brute vervolging van andersdenkenden, de apostolische successie, en de decadentie van de clerus. Maar ook nam ik kennis van het werk van historici en onderzoekers, de buiten Bijbelse boeken. Hermetica en Gnostiek. Ik wil het weten, ik wil het begrijpen!

Weten boven geloven dus voor mij, al is er altijd twijfel…

Toch bezoek ik nog regelmatig de kerk. Als ik ze op mijn tochten tegenkom en de deur staat open, dan loop ik vaak even binnen voor een meditatief moment. Een kerk is voor mij een heilige plaats, ter ere van de Hoogste. De architectuur, het interieur, de akoestiek, het invallende licht en de geur kunnen me in extase brengen. Maar soms ook vraag ik me af of dit het werk is van pure devotie, of dat men min of meer gedwongen werd zijn bijdrage te leveren. Een enkele keer woon ik een dienst bij, waarbij ik soms geraakt wordt door de rituelen maar vaker door gewone mensen die hun geloof belijden.

Om kort te gaan: Met de clerus en de leerstellingen heb ik niet veel, met de mensen aan de onderkant van het systeem (broeders, zusters en leken) die hun geloof in daden omzetten, des te meer.

De bedevaart is voor mij ook de zoektocht naar het Ware, het Goede en het Schone geeft zin en betekenis aan mijn bestaan.

Sportief

In mijn jongere jaren veel aan hardlopen gedaan, geïnspireerd door Hans (Kobus) Vrolijk. Een bevlogen Haagse marathonloper die veel als “haas” fungeerde bij officiële wedstrijden. De City – Pier – City loop, Duindigt-cross en dergelijke wedstrijden liep ik graag mee. Toen ik in een latere fase weer ging hardlopen kreeg ik flinke last van mijn binnenmeniscussen. Inmiddels ben ik vier operaties verder, waarbij de binnenmeniscussen zijn verwijderd.

Omdat ik toch in conditie wilde blijven ben ik gaan wandelen en begon me op de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela te richten… Het gaf me de gelegenheid om uit te vinden wat ik nog kon, zowel fysiek als mentaal. Nog steeds zoek ik graag de grens op. Dat heeft naast afzien ook een andere kant.

Dat zit zo: Bij aanvang van een tocht duurt het even voordat ik een z.g. ‘steady state’ bereik. De coördinatie, cadans en ademhaling wordt dan een automatisme. In deze staat kan ik bijna eindeloos doorlopen. Hierbij geldt voor mij dat er boven de 20 nog een turbo op zit, boven de 25 heb ik nog een naverbrander en boven de 30 gaat de pijp langzaam uit.

Dat is niet werkelijk zo, maar het lichaam gaat over in een overlevingsmodus en produceert ook endorfine, en daar wordt je best gelukkig van kan ik u verzekeren. Afzien en intens geluk liggen komen zo dicht bij elkaar. En ik verbaas me nog steeds over de kracht en het uithoudingsvermogen dat ik heb. Ik heb geleerd dat ik veel meer kan dan ik dacht (zowel fysiek als mentaal) en ook dat er altijd energie over is.

Nou ben ik geen geboren loper, m’n benen zijn krom, ik heb een lengteverschil van 18 mm en zoals gezegd vier knie operaties verder. Toch loop ik graag, het is mijn lust en mijn leven, het houdt me gezond en fit. Uitgaand van de gedaanteleer (Morfologie) kom je bijna onontkoombaar uit op het adagium van de architect: ‘Vorm volgt functie’. Als je bedenkt dat zo’n 40% van onze spiermassa zich in onze benen en billen bevindt, ontkom je niet aan de conclusie dat, juist het aan de arbeid zetten van deze spiergroepen het hart en de bloedsomloop stimuleren en daarmee onze conditie in stand houden. Ook niet onbelangrijk: voor de komst van de mechanisatie was het de enige manier om ons brein te verplaatsen. Uitzonderingen daargelaten zijn we gemaakt om te lopen.

Cultuur

Het heden leer je beter te begrijpen wanneer je het verleden bestudeert. Voor Europa geldt dat je dan niet ontkomt aan bestudering van het christendom dat ‘like it or not’ zijn invloed op mens en maatschappij tot op de huidige dag heeft.

In grote delen van Europa is dat het Paulinisch christendom van het Rooms Katholicisme. Hier was ik als voormalig Protestant nauwelijks mee bekend.

Als reizen gratis was, dan zag je me nooit meer…